-
1 Hand
〈v.; Hand, Hände〉♦voorbeelden:nicht in die hohle Hand! • in geen geval!eine Ausgabe letzter Hand • de meest recente uitgaveeine milde Hand haben • royaal zijndie öffentliche Hand • de regering, staatsfinanciënPolitik der starken Hand • machtspolitiek〈 informeel〉 sich 〈 3e naamval〉 die Hand für jemanden abhacken lassen • de hand voor iemand in het vuur (durven) steken(mit) Hand anlegen • (mee)helpen, assisterenjemandes Hand ausschlagen • een huwelijksaanzoek afwijzendie Hände sind mir gebunden • ik kan niets doen, ben machteloosüberall seine Hand, seine Hände im Spiel haben • overal een vinger in de pap hebbendie Hand auf der Tasche halten • gierig zijnHand an sich legen • de hand aan zichzelf slaankeine Hand rühren • geen vinger uitstekenjemandem an die Hand gehen • iemand terzijde staanjemanden an der Hand haben • iemand kennen, iemand bij de hand hebbenjemandem auf etwas die Hand geben • iemand iets plechtig belovenauf der Hand liegen • voor de hand liggenauf die (flache) Hand zahlen • schoon in 't handje gevenHand aufs Herz! • geef het maar eerlijk toe!aus freier Hand zeichnen • vrij tekenenhinter vorgehaltener Hand • in 't geheim, officieuseiner Sache in die Hand, in die Hände arbeiten • iets bevorderen, in de hand werkenin schlechte Hände geraten • in verkeerde handen komenjemandem etwas in die Hand versprechen • iemand iets plechtig belovenmit eigener Hand • eigenhandigmit leichter Hand • zonder moeite〈 figuurlijk〉 etwas mit der linken Hand machen, erledigen • iets met één hand doen, zonder enige moeite doenunter der Hand verkaufen • onder(s)hands verkopenvon Hand, mit der Hand • handmatigvon zarter Hand etwas bekommen • iets van een meisje krijgenvon der Hand in den Mund leben • van de hand in de tand levenetwas von langer Hand vorbereiten • iets lang en nauwgezet voorbereidenzu Händen (von) Herrn Müller • ter attentie van dhr. Müllerjemandem etwas zu treuen Händen übergeben • iemand iets in bewaring geven, toevertrouwen om te bewarenzur rechten Hand • aan de rechterkantjemandem zur Hand gehen • iemand (een handje) helpenzur Hand sein • bij de hand zijn〈 spreekwoord〉 besser einen Spatz in der Hand, als eine Taube auf dem Dache • één vogel in de hand is beter dan tien in de lucht; beter een half ei dan een lege dop -
2 anfassen
anfassen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:2 jemanden hart, sanft anfassen • iemand hard, zacht aanpakken3 eine Sache richtig, verkehrt anfassen • iets juist, verkeerd aanpakken4 Angst fasst jemanden an • angst overvalt iemand, grijpt iemand aan -
3 Arm
〈m.; Arm(e)s, Arme〉♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 einen langen Arm haben • een lange arm, lange armen hebbenjemandem den Arm abnehmen • iemand een arm afzettenjemandes Arm nehmen • iemand een arm gevenjemanden am Arm führen • iemand een arm gevenjemandem in den Arm fallen • iemand tegenhouden, beletten iets te doen〈 figuurlijk〉 sich jemandem, einer Sache in die Arme werfen • zich (geheel) aan iemand, iets overgevenjemandem unter die Arme greifen • iemand (een handje) helpen, iemand ondersteunenjemandem mit 10 Mark unter die Arme greifen • iemand met 10 mark uit de nood helpen -
4 anlegen
anlegenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (aan)leggen ⇒ (aan)zetten, aanbrengen, aandoen5 beleggen, investeren♦voorbeelden:1 jemandem Fesseln, Ketten anlegen • iemand boeien, ketens aandoen(die) letzte Hand anlegen • de laatste hand leggen aander Hund legt die Ohren an • de hond legt de oren plat tegen zijn kopeine Leiter an die Scheune anlegen • een ladder tegen de schuur zetten〈 figuurlijk〉 strenge Maßstäbe an etwas, jemanden anlegen • strenge maatstaven voor iets, iemand aanleggen6 Geld für ein neues Auto anlegen • geld voor een nieuwe auto aanleggen, bestedenes darauf anlegen, jemanden zu kränken • het erop aanleggen, iemand te krenken8 Schmucksachen anlegen • sieraden aandoen, opspeldenden Hund anlegen • de hond aan de ketting leggen, vastleggen♦voorbeelden: -
5 mit Hand anlegen
-
6 jemandem unter die Arme greifen
jemandem unter die Arme greifeniemand (een handje) helpen, iemand ondersteunenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > jemandem unter die Arme greifen
-
7 jemandem zur Hand gehen
jemandem zur Hand gehen -
8 nachhelfen
nachhelfen♦voorbeelden:
Перевод: с немецкого на все языки
со всех языков на немецкий- Со всех языков на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский